Precies 25 jaar nadat CLdN de rorodienst Zeebrugge-Göteborg startte, zit er nog steeds groei in de noordelijke tak van het Europese shortseanetwerk. Zeebrugge fungeert als draaischijf voor gekoppelde diensten naar Spanje, Portugal en Ierland.
Cobelfret, de voorloper van CLdN, deed precies 25 jaar geleden – op zaterdag 14 september in 1999 – een testvaart tussen de Zweedse industriehaven Göteborg en Zeebrugge. “De Scandinavische papierproducent StoraEnso zocht voor de verdeling naar zijn industriële klanten een efficiëntere manier dan de klassieke versturing van containers vanuit Zweden”, vertelt Wim Wigerinck, head of commercial van CLdN RoRo. “Het was een mijlpaal voor het toenmalige Cobelfret Ferries en een scharniermoment voor de toekomstige uitbouw van ons shortseanetwerk.”
“Uit een studie kwam Zeebrugge naar voren als de ideale locatie voor een multimodale hub voor papier en aanverwante producten, op een knooppunt van shortsea, deepsea en spoornetwerken. Hiervoor ontwikkelde Stora Enso zijn fameuze SECU’s (Stora Enso Container Units), boxen van 13,8 meter lang, 3,6 meter breed en 3,6 meter hoog met 80 metrische ton laadvermogen. Dat is drie keer meer dan de 26,5 metrische ton lading in een standaard 40-voetcontainer. De SECU’s zijn helemaal op maat van multimodaal vervoer per spoor en schip. Je hebt er wel geschikte terminals en schepen voor nodig.”
Frequentie opdrijven
Zo gezegd, zo gedaan. Op 1 juni 1999 werd in Zweden de vennootschap Cobelfret AB geregistreerd en op 14 september vond een testvaart met zeven vrachteenheden plaats. “De test was succesvol. Ondertussen waren doelgericht drie nieuwbouwschepen met een capaciteit van 2.470 lijnmeter besteld. Tegelijk bouwde de voorloper van onze terminaldivisie in samenwerking met PSA aan het Albert II-dok in de voorhaven een magazijn waar de trein kan binnenrijden.”
In januari 2000 startte de dienst ‘voor écht’ met wekelijks twee afvaarten in elke richting door de ‘Spaarneborg’ (tegenwoordig ‘Somerset’). Die frequentie werd in de loop van het jaar opgedreven met de oplevering van de ‘Schieborg’ (nu ‘Belgia Seaways’) en de ‘Slingeborg’ (tegenwoordig ‘Maxine’).
Open voor andere cargo
Het papiervolume ging goed maar daalde na verloop van tijd. “De papiersector is cyclisch en daarom begonnen we ons vanaf 2015 ook te richten op andere cargo zoals trailers, tankcontainers, auto’s, high & heavy-machines en projectlading. Dat begon met twee schepen uit onze Kawasaki-klasse (2.300 lijnmeter) en daarna met twee verlengde conroschepen.”
“De grote marktvraag leidde in 2020 naar een vessel sharing agreement met DFDS. Sindsdien varen één schip van DFDS en één van ons samen vier rotaties per week. Wij zetten hiervoor bijvoorbeeld de ‘Faustine’ en ‘Seraphine’ in. Die behoren tot de H5-klasse (5.000 lijnmeter), ons op een na grootste type schepen in.”
Nieuwbouwschepen op komst
De jongste jaren koppelde CLdN aan de lijn Zeebrugge-Göteborg een netwerk van verdere bestemmingen. “We hebben in Zeebrugge sterk gewerkt op through-shipment met onze diensten naar Ierland, Spanje en Portugal. Vooral die laatste twee zijn economische groeipolen met een toenemend volume naar Noord-West-Europa. Sinds deze week varen we daarom ook twee keer per week op het Deense Esbjerg. Dat gebeurt volgens dezelfde succesformule: flexibel combineren van diverse types onbegeleid cargo.”
“Om aan de aanhoudende groei te voldoen, versterken we de vloot in het voorjaar van 2025 met twee nieuwe roroschepen van 8.000 lijnmeter. Dat is gelijkwaardig aan onze grootste shortsearoro’s ter wereld ‘Celine’ en ‘Delphine’. Dat nieuwe duo is in aanbouw en wordt voorbereid om met nieuwe brandstoffen en elektrisch te varen.”
Groener varen
Europa streeft naar decarbonisatie van de industrie en daarin levert ook CLdN zijn bijdrage. “Onze vloot behoort met een gemiddelde uitstoot van 39 gram CO2 per ton/kilometer tot de best presterende in de sector. De moderne H5-schepen op de dienst Zeebrugge-Göteborg scoren zelfs nog lager. Met de nieuwbouwschepen zullen we de uitstoot – en daarmee ook die van de supplychains van onze klanten – verder verminderen.”
Energiezuinig varen heeft nog een tweede voordeel: “Hoe langer de afstand, hoe competitiever ten opzichte van het wegtransport we zijn. Dat geldt zeker voor het traject tussen Spanje en Portugal en Zweden. Ook brengen wij vanuit Göteborg en Esbjerg, die weinig door rechtstreekse deepsearoro bediend worden, feedercargo naar Zeebrugge.”
Spoor cruciaal
Geen succesvolle scheepvaart zonder een goed uitgebouwde landzijde. “De lijn Zeebrugge-Göteborg groeit momenteel met dubbele cijfers dankzij de aan- en afvoer uit de hele Benelux en Frankrijk tot de regio Lyon. Het intermodaal vervoer via het spoor speelt daarin een grote rol, net zoals trouwens bij onze diensten in Rotterdam. Een probleem is wel de beschikbaarheid van het Duitse spoornet. Dat bleek zelfs tijdens het Europees Kampioenschap voetbal, toen niet alleen supporters maar zelfs ploegen moeilijk op tijd arriveerden. Wij hebben alvast in Zeebrugge voldoende spoorcapaciteit. Op onze terminal aan het Brittanniadok, waar we alle bestemmingen van het Verenigd Koninkrijk en Ierland bundelen, verlengden we de jongste jaren onze sporen en aan het Albert II-dok is er nog uitbreiding mogelijk.”
We beschikken ook over autoterminals met opslag en behandelingscentra in Zeebrugge, Vlissingen, Rotterdam, Killingholme en Purfleet
“In Göteborg zijn de spoordiensten met het hinterland beperkter dan in continentaal Europa, maar met de opening van een nieuwe rail-facility naast de terminal in Göteborg, worden de intermodale verbindingen met het hinterland verder uitgebouwd. Daar zijn we voor een derde mede-eigenaar van de roroterminal die in de afgelopen zomer met 14 ha uitbreidde. Vermeldenswaardig is dat we ook beschikken over autoterminals met opslag en behandelingscentra in Zeebrugge, Vlissingen, Rotterdam, Killingholme en Purfleet. Die zijn samen goed voor 160.000 plaatsen. Maar als shortsea-operator doen wij het natuurlijk niet voor die parking: onze focus ligt op het transport.”
Belangrijke les
Voor een kwarteeuw Zeebrugge-Göteborg staat er geen feest gepland, maar CLdN kijkt wel met ambitie naar de toekomst. “Na 25 jaar dienst op Scandinavië zijn onze schepen en terminals klaar voor de volgende jaren. Vier jaar geleden maakten we de sprong naar de grotere vaartuigen van de H5-klasse en die zijn quasi volledig benut. Nu zullen we ons inspannen om ook de nieuwe, nog grotere schepen te vullen. Als we één les leerden: hou niet halsstarrig vast aan een concept van een kwarteeuw geleden maar blijf evolueren.”