De houten mijnenveger ‘M477 Oudenaarde’, die momenteel aan de Antwerpse Droogdokkensite ligt, is door Vlaanderen beschermd als monument. Enkele vrijwilligers, waaronder oud-bemanningsleden, hebben de unieke mijnenveger in zijn oorspronkelijke staat hersteld.
Tijdens een ceremonie op de Antwerpse Droogdokkensite maakte Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele bekend dat de houten ondiepwatermijnenveger ‘M477 Oudenaarde’ als monument wordt beschermd. Het gaat om een voorlopige beschermde status in afwachting van een openbaar onderzoek dat vervolgens tot een definitieve bescherming kan leiden.
“De ‘M477 Oudenaarde’ is de laatste houten mijnenveger van zijn soort die is overgebleven. Alle andere exemplaren zijn helemaal verbouwd of volledig gesloopt”, vertelt Martin Ferket, bestuurder van de private stichting Maritiem Patrimonium (MPM). “De mijnenveger behoort tot de Herstal-klasse riviermijnenvegers waarvan er kort na de Tweede Wereldoorlog zestien werden gebouwd. Het was de taak van die schepen om mijnen onschadelijk te maken in ondiep water, onder meer op de Zeeschelde, in havens en langs de kust.”
Werf Kruibeke
“Het schip is belangrijk omdat het samen met vier andere schepen werd gebouwd in 1958-1959 op de werf Mercantile Marine Yard in Kruibeke”, vertelt Ferket. “Aan boord van het schip waren er veertien bemanningsleden: twee officieren (commandant en eerste luitenant), vijf onderofficieren en zeven matrozen. Vaak kregen beginnende marine-officieren na enkele jaren varen hun eigen commando op een dergelijke mijnenveger. Die jongemannen waren dan heel fier als ze vanuit Oostende voor het eerst als commandant uitvoeren voor hun familie die hen kwam uitwuiven.” Ook Admiraal Jan De Beurme zette zo zijn eerste stappen bij de marine op de ‘M477 Oudenaarde’.
“Zelf heb ik ook mijn legerdienst gedaan op de ‘Oudenaarde’, die overigens een Nederlandstalig schip was. En ik ben blij dat het schip niet kan praten”, lacht Martin Ferket. “Ik was bijna een jaar aan boord. We hebben er heel wat zeemijlen mee afgelegd en veel avonturen op beleefd. Ik ben ook een paar keer goed ziek geweest…”
Bruikleen
“De ‘M477 Oudenaarde’ heeft tot 1985 gevaren en werd in 1987 uit dienst genomen. In 1988 werd het door de marine in bruikleen geschonken aan de Stad Antwerpen en het kreeg een plekje onder een hangar vlakbij Het Steen”, vertelt hij. “De marine keek wel vreemd op toen de bruikleen in 2018 afliep en ze het schip opnieuw in handen kregen. Ze waren stomverbaasd dat ze opnieuw een (oude) mijnenveger in hun bezit hadden.”
Omdat het schip nog in goede staat was, werd door de marine beslist om het te behouden en werd het voor één euro verkocht aan Maritiem Patrimonium (MPM). Die private stichting is in 2018 ontstaan op initiatief van wijlen Jean-Jacques Westerlund (die ook voorzitter was van de koepelvereniging Watererfgoed Vlaanderen) om waardevol varend maritiem erfgoed te behoeden van sloop of verwaarlozing. Vanaf 2018 mocht MPM zich dus eigenaar noemen van de historische mijnenveger ‘Oudenaarde’. De overdracht van het schip door de Belgische marine stond in het teken van de betreurde Jean-Jacques Westerlund. Zijn dochter kreeg de scheepsbel.
Lyceum helpt mee
Door renovatiewerken aan het Steenplein en de kaaimuren verhuisde het schip in 2018 op kosten van de stad naar de Droogdokkensite. Daar is het nu te bezoeken. “Sind 2018 komen we daar elke dinsdag samen met enkele vrijwilligers om het schip te onderhouden”, vertelt hij. “Elke eerste zaterdag van de maand is de mijnenveger ook te bezichtigen. Op die manier hopen we wat centjes bijeen te krijgen, want het onderhoud kost heel veel geld. Dankzij deze erkenning als erfgoed kunnen we 40% recupereren van de Vlaamse Gemeenschap.”
“We werken met veel vrijwilligers samen, maar we krijgen ook hulp van leerlingen van het Stedelijk Lyceum Eilandje in Antwerpen. De leerlingen van de ‘klas 6 hout’ van het Lyceum engageerden zich voor de renovatie en heropbouw van de houten compartimenten van het schip: de voet van het kompas, de trappen, wanden, enzovoort. Het zijn allemaal beleefde en vriendelijke jonge mensen die allemaal bereidwillig hebben geholpen. Dat is vandaag toch ook niet meer zo vanzelfsprekend”, besluit Ferket.