Flows verkiezingsreeks: politieke vragen voor Stephan Vanfraechem

Interview, Havens
Koen Dejaeger
Alfaport Voka - Stephan Vanfraechem
Alfaport Voka – Stephan Vanfraechem © Alfaport Voka

Naar aanleiding van de verkiezingen legde Flows een paar vragen voor aan enkele sleutelspelers in de logistieke wereld. Vandaag laten we Stephan Vanfraechem, algemeen directeur van Alfaport Voka, aan het woord: “We hebben de voorbije jaren met z’n allen gemerkt dat we projecten – zelfs niet alleen grote maar ook ‘kleinere’ – amper nog vergund krijgen.”

In de aanloop naar de Vlaamse, federale en Europese verkiezingen van 9 juni polste Flows welke prioriteiten de maritieme en logistieke sector heeft voor de politiek. Algemeen directeur van Alfaport Voka Stephan Vanfraechem geeft in deze bijdrage aan in welke dossiers er vooruitgang werd geboekt en welke zaken er op de lange baan werden geschoven …

Wat is voor u het belangrijkste dossier dat op tafel ligt voor de periode 2024-2028?

Stephan Vanfraechem: “Het wegwerken van de onzekerheid inzake vergunningen lijkt mij dé topprioriteit voor de volgende regeringen met in bijzonder de Vlaamse regering (die bevoegd is voor omgeving). We hebben de voorbije jaren met z’n allen kunnen merken dat we projecten – zelfs niet alleen grote maar ook ‘kleinere’ – amper nog vergund krijgen. We lopen vast in een rondedans van adviesrondes, openbare onderzoeken, een wankel (en vaak ook duur) draagvlak en vervolgens uitgebreide beroepsmogelijkheden van partijen die tegen zijn. Ik maak me hier grote zorgen over. Naast de loonkosthandicap (die opnieuw lijkt toe te nemen ten opzichte van de buurlanden) hebben we de voorbije twee jaar twee bijkomende handicaps zien opduiken die potentieel structureel worden met name de energiehandicap én een moeilijk vergunningstraject.”

“Dat speelt voor tal van dossiers: INEOS, wegenwerken, ECA, … Het betreft dus zowel private als publieke projecten waardoor private investeerders maar ook de overheden tegen onmogelijke vergunningstrajecten aanlopen die rechtsonzekerheid creëren. Het opnieuw tekenen – ik denk echt dat we moeten durven om met een wit blad te beginnen – van een stabiel vergunningenkader, waarbij we durven te benoemen dat bepaalde projecten een bovenlokaal belang hebben, cruciaal zijn voor onze economie en een gepast traject doorlopen waarbij we snelheid pakken, is dé topprioriteit.”

Welke politieke doorbraak uit de voorbije legislatuur heeft u aangenaam verrast?

“Mogelijk geen doorbraak, maar we moeten durven te bekennen dat beide regeringen ten tijde van de coronacrisis snel hebben geschakeld en de levenslijn maximaal hebben uitgegooid. Ik denk dat dit goed was en ons van erger heeft behoed. ‘Dé politiek’ kan dus snel schakelen in nood, maar ze zou dat ook in ‘niet-nood’ moeten kunnen. Ook de administratie douane schakelde in die periode sneller dan we ooit eerder hebben meegemaakt. Het feit dat we met twee structurele dossiers, zijnde de hervorming van het loodswezen én de hervorming van de algemene wet douane en accijnzen, in de laatste rechte lijn van de Vlaamse en federale regering toch lijken door te pakken, is meer dan ik pakweg een halfjaar geleden had durven in te schatten. Die beide projecten zullen wij van zeer nabij blijven opvolgen en vinden wij belangrijk dat zij door de volgende bewindsploegen mee voortgeduwd en voortgestuwd worden.”

In welk dossier werd er amper of geen vooruitgang geboekt?

“Ik kan me voorstellen dat bedrijfsleiders hier negatief zouden op antwoorden en ik heb daar veel begrip voor. Indien je vertrekt vanuit de setting van een bedrijfsleven dan is de trage besluitvorming binnen de politiek inderdaad om uw haren uit te trekken. Ik probeer de crisissen die we hebben meegemaakt (corona, Brexit, Oekraïne) mee te nemen in mijn evaluatie en denk daarom dat we niet over de hele lijn negatief kunnen zijn. Maar ik had wel gehoopt dat we sneller/vroeger in deze legislatuur bijvoorbeeld de hervorming van de douanewet en ook de modernisering van het loodswezen in gang hadden kunnen zetten. Maar ik blijf daar wel hoopvol door de lopende trajecten op beide dossiers.”

Is het Europese beleid voldoende in harmonie met het lokale beleid?

“Neen. Het is bon ton om op Europa te schieten, maar ik denk effectief dat de ‘one size fits all’-aanpak op een aantal domeinen tegen het licht moet worden gehouden. Het is goed dat we als Europees machtsblok ons positioneren in de huidige geostrategisch onzekere tijden. Maar ik vind wel dat op vlak van industrieel beleid Europa te veel ‘uitsmeert’ over heel Europa. Het feit dat Nederland, België, Duitsland en delen van Frankrijk hét industriële hartland vormen van de Europese economie lijkt onvoldoende bekend. Ik verwacht een ernstigere dialoog tussen ‘Europa’ en dat hartland om niet zozeer over het ‘wat’ maar wel over het ‘hoe’ een echt gesprek te hebben. Ik denk dat die landen ook samen – essentieel –dit gesprek moeten afdwingen.”

Hebben politici voldoende voeling met de haven/logistiek?

“Dit is een dubbele verantwoordelijkheid. Ik geloof sterk in de persoonlijke aanpak waarbij je politici ‘meeneemt’ in de haven en praktisch via bedrijfsleiders in kennis laat komen met de praktische gevolgen van uitgetekend beleid. Tijdens zulke ontmoetingen voel ik meestal veel engagement en passie van bedrijfsleiders om voor hun zaak te vechten. Ze willen er ook uitkomen, maar bedrijfsleiders hebben soms het gevoel dat ‘men’ het niet begrijpt. Ik denk dat we via zulke bezoeken beide groepen dichter bij elkaar moeten brengen. Samen met Voka wil ik dit als Alfaport Voka in de toekomst meer doen.”

Flows verkiezingsreeks: politieke vragen voor Stephan Vanfraechem – Flows

Flows verkiezingsreeks: politieke vragen voor Stephan Vanfraechem

Interview, Havens
Koen Dejaeger
Alfaport Voka - Stephan Vanfraechem
Alfaport Voka – Stephan Vanfraechem © Alfaport Voka

Naar aanleiding van de verkiezingen legde Flows een paar vragen voor aan enkele sleutelspelers in de logistieke wereld. Vandaag laten we Stephan Vanfraechem, algemeen directeur van Alfaport Voka, aan het woord: “We hebben de voorbije jaren met z’n allen gemerkt dat we projecten – zelfs niet alleen grote maar ook ‘kleinere’ – amper nog vergund krijgen.”

In de aanloop naar de Vlaamse, federale en Europese verkiezingen van 9 juni polste Flows welke prioriteiten de maritieme en logistieke sector heeft voor de politiek. Algemeen directeur van Alfaport Voka Stephan Vanfraechem geeft in deze bijdrage aan in welke dossiers er vooruitgang werd geboekt en welke zaken er op de lange baan werden geschoven …

Wat is voor u het belangrijkste dossier dat op tafel ligt voor de periode 2024-2028?

Stephan Vanfraechem: “Het wegwerken van de onzekerheid inzake vergunningen lijkt mij dé topprioriteit voor de volgende regeringen met in bijzonder de Vlaamse regering (die bevoegd is voor omgeving). We hebben de voorbije jaren met z’n allen kunnen merken dat we projecten – zelfs niet alleen grote maar ook ‘kleinere’ – amper nog vergund krijgen. We lopen vast in een rondedans van adviesrondes, openbare onderzoeken, een wankel (en vaak ook duur) draagvlak en vervolgens uitgebreide beroepsmogelijkheden van partijen die tegen zijn. Ik maak me hier grote zorgen over. Naast de loonkosthandicap (die opnieuw lijkt toe te nemen ten opzichte van de buurlanden) hebben we de voorbije twee jaar twee bijkomende handicaps zien opduiken die potentieel structureel worden met name de energiehandicap én een moeilijk vergunningstraject.”

“Dat speelt voor tal van dossiers: INEOS, wegenwerken, ECA, … Het betreft dus zowel private als publieke projecten waardoor private investeerders maar ook de overheden tegen onmogelijke vergunningstrajecten aanlopen die rechtsonzekerheid creëren. Het opnieuw tekenen – ik denk echt dat we moeten durven om met een wit blad te beginnen – van een stabiel vergunningenkader, waarbij we durven te benoemen dat bepaalde projecten een bovenlokaal belang hebben, cruciaal zijn voor onze economie en een gepast traject doorlopen waarbij we snelheid pakken, is dé topprioriteit.”

Welke politieke doorbraak uit de voorbije legislatuur heeft u aangenaam verrast?

“Mogelijk geen doorbraak, maar we moeten durven te bekennen dat beide regeringen ten tijde van de coronacrisis snel hebben geschakeld en de levenslijn maximaal hebben uitgegooid. Ik denk dat dit goed was en ons van erger heeft behoed. ‘Dé politiek’ kan dus snel schakelen in nood, maar ze zou dat ook in ‘niet-nood’ moeten kunnen. Ook de administratie douane schakelde in die periode sneller dan we ooit eerder hebben meegemaakt. Het feit dat we met twee structurele dossiers, zijnde de hervorming van het loodswezen én de hervorming van de algemene wet douane en accijnzen, in de laatste rechte lijn van de Vlaamse en federale regering toch lijken door te pakken, is meer dan ik pakweg een halfjaar geleden had durven in te schatten. Die beide projecten zullen wij van zeer nabij blijven opvolgen en vinden wij belangrijk dat zij door de volgende bewindsploegen mee voortgeduwd en voortgestuwd worden.”

In welk dossier werd er amper of geen vooruitgang geboekt?

“Ik kan me voorstellen dat bedrijfsleiders hier negatief zouden op antwoorden en ik heb daar veel begrip voor. Indien je vertrekt vanuit de setting van een bedrijfsleven dan is de trage besluitvorming binnen de politiek inderdaad om uw haren uit te trekken. Ik probeer de crisissen die we hebben meegemaakt (corona, Brexit, Oekraïne) mee te nemen in mijn evaluatie en denk daarom dat we niet over de hele lijn negatief kunnen zijn. Maar ik had wel gehoopt dat we sneller/vroeger in deze legislatuur bijvoorbeeld de hervorming van de douanewet en ook de modernisering van het loodswezen in gang hadden kunnen zetten. Maar ik blijf daar wel hoopvol door de lopende trajecten op beide dossiers.”

Is het Europese beleid voldoende in harmonie met het lokale beleid?

“Neen. Het is bon ton om op Europa te schieten, maar ik denk effectief dat de ‘one size fits all’-aanpak op een aantal domeinen tegen het licht moet worden gehouden. Het is goed dat we als Europees machtsblok ons positioneren in de huidige geostrategisch onzekere tijden. Maar ik vind wel dat op vlak van industrieel beleid Europa te veel ‘uitsmeert’ over heel Europa. Het feit dat Nederland, België, Duitsland en delen van Frankrijk hét industriële hartland vormen van de Europese economie lijkt onvoldoende bekend. Ik verwacht een ernstigere dialoog tussen ‘Europa’ en dat hartland om niet zozeer over het ‘wat’ maar wel over het ‘hoe’ een echt gesprek te hebben. Ik denk dat die landen ook samen – essentieel –dit gesprek moeten afdwingen.”

Hebben politici voldoende voeling met de haven/logistiek?

“Dit is een dubbele verantwoordelijkheid. Ik geloof sterk in de persoonlijke aanpak waarbij je politici ‘meeneemt’ in de haven en praktisch via bedrijfsleiders in kennis laat komen met de praktische gevolgen van uitgetekend beleid. Tijdens zulke ontmoetingen voel ik meestal veel engagement en passie van bedrijfsleiders om voor hun zaak te vechten. Ze willen er ook uitkomen, maar bedrijfsleiders hebben soms het gevoel dat ‘men’ het niet begrijpt. Ik denk dat we via zulke bezoeken beide groepen dichter bij elkaar moeten brengen. Samen met Voka wil ik dit als Alfaport Voka in de toekomst meer doen.”